H3-Versluys en Gerth

 

VERSLUYS  EN  GERTH

 

 

J. Versluys

 

Jan Versluys, geboren op 4 september 1880 in Groningen, behaalt in 1905 het diploma van ijnbouwkundig ingenieur in Delft en promoveert daar in 1916 cum laude op het proefschrift `De capillaire werkingen in den bodem’. Hij is vervolgens werkzaam bij de Dienst van het Mijnwezen in Nederlands-Indie (1907–1912) en het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening (1915–1919). In de jaren 1918 en 1919 is hij privaatdocent in de hydrologie aan de TH te Delft, daarna directeur van de gemeentewaterleiding te Soerabaja (1919–1924). Nadien is hij in 1926 en 1927 plaatsvervangend hoogleraar in de praktische geologie te Delft. In 1927 wordt Versluys adviseur van de BPM. Zijn theorien op hydrologisch gebied maakten hem bekend tot ver buiten Nederland. Belangrijk ook was zijn werk over de rol van water en gas in olieterreinen. Op 21 juli 1932 wordt hij aangesteld bij de UVA als buitengewoon hoogleraar in de Economische geologie en economische mineralogie. ‘De ontwikkeling der economische geologie’  is op 31 october 1932 de titel van zijn inaugurele rede. Hij overlijdt in 1935.

 

 

 

A.H.P. Gerth

 

Arnold Heinrich Paul Gerth, geboren op 16 juni 1884 in Frankfurt am Mainz, promoveert in 1908 magna cum laude te Bonn op het proefschrift `Beiträge zur Phylogenie der Tubocorallier’. Na een privaatdocentschap in de geologie en paleontologie in Bonn (1910) onder G. Steinmann, is hij in de jaren 1910–1913 als geoloog werkzaam bij de `División de Minas’ in Argentinie. Vóór zijn terugkeer naar Duitsland maakt hij nog een onderzoeksreis door de Andes van Zuid-Peru. Van 1916–1918 is hij `Kriegsgeologe’, waarna hij in 1918 in Bonn benoemd wordt tot `Titularprofessor’ en in 1920 tot buitengewoon hoogleraar. In 1920 wordt Gerth conservator van het Rijks Museum voor Geologie en Mineralogie van de Universiteit van Leiden en in 1923 tevens privaatdocent in de paleontologie en de historische geologie. In 1928 vertrekt hij naar Indie, waar hij tot zijn terugkeer naar Nederland als paleontoloog werkzaam is bij de Dienst van de Mijnbouw. Op 20 maart 1929 stelt de UVA hem aan als buitengewoon hoogleraar in de Stratigrafische geologie en paleontologie. Zijn inaugurele rede in januari 1930 gaat over ’ De betekenis der palaeontologie  voor de biologie en de geologie’. In juni 1942 volgt zijn aanstelling als gewoon hoogleraar in dit vakgebied. Eervol ontslag volgt in augustus 1945.