H5-De vierde afdeling
De Vierde Afdeling
Eind 1946 besluit de faculteit W&N de Vierde Afdeling voor geologie en fysische geografie op te richten. Voordien behoorden de geologie docenten deels tot de Tweede Afdeling (met scheikunde en farmacie), deels tot de Derde Afdeling (met botanie en zoölogie).
De samenstelling van het bestuur van de Vierde Afdeling vanaf de oprichting tot 1950 is onbekend omdat het notulenboek van die periode verloren is gegaan. In april 1950 bestond het uit Brouwer (voorzitter) en Bakker (secretaris), vanaf november 1953 uit Bakker en Westerveld, vanaf maart 1957 uit Westerveld en Mac Gillavry. In de periode van april 1950 tot het eind van de cursus ‘56/57 vonden twintig vergaderingen plaats, waarvan de helft in de jaren 1956 en 1957 in verband met de opvolging van Brouwer. Ze waren in principe alleen toegankelijk voor hoogleraren; De Roever mocht vijf keer (een deel van) de vergaderingen bijwonen met adviserende stem. Tijdens de bijeenkomsten kwam een breed scala van onderwerpen aan de orde, waaronder voorstellen aan de faculteit en zusterfaculteiten elders voor de benoeming van docenten, onderwijs (ook aan studenten in andere studierichtingen met een bijvak geologie of fysische geografie), examens, wijzigingen in het Academisch Statuut, promoties (en de toekenning van het predicaat ‘cum laude’) en eredoctoraten. Het overgrote deel van de agendapunten betrof geologische zaken. Niet zo verwonderlijk omdat het aantal studenten en promovendi in de geologie veel hoger was dan dat in de fysische geografie.
Binnen de afdeling domineerden de drie geologie docenten en speelden Bakker en Smit Sibinga een ondergeschikte rol, waardoor de meeste vergaderingen in wezen bijeenkomsten waren van de geologische vakgroep.