H1-Miquels wetenschap

 

MIQUELS WETENSCHAP

 

 

Miquel was een actief onderzoeker die in de jaren 1832-1871 ongeveer 300 artikelen schreef waarvan zo’n tachtig tijdens zijn professoraat in Amsterdam. Het overgrote deel gaat over recente planten uit verschillende delen van de wereld.

Ook buiten het Athenaeum gebruikt men Miquels geologische kennis. Samen met J.G.S. van Breda en W.C.H. Staring maakt hij in de jaren 1852-1855 deel uit van de Geologische Hoofdcommissie die door Thorbecke, minister van Binnenlandse Zaken, was belast met het maken van een geologische kaart van Nederland met toelichting. Binnen de commissie ontstonden al spoedig ernstige meningsverschillen over de uitvoering van het werk waarna de minister de commissie in 1855 ophief en de voltooiing van de kaart in 1857 toevertrouwde aan Staring. Miquels kennis van de geologie blijkt uit zijn boek `Beschouwingen over de delfstoffen en de geschiedenis der Aarde’ dat in 1855 verscheen als deel vijf van de nieuwe uitgave van J.A. Uilkens ‘`De volmaaktheden van den Schepper in Zijne schepselen beschouwd, ter verheerlijking van God en tot bevordering van nuttige natuurkennis. Herzien en op de tegenwoordige hoogte der wetenschap gebragt’. Het telt maar liefst 479 pagina’s en is verlucht met 78 tekstfiguren en 18 platen met hoofdzakelijk afbeeldingen van fossielen. Het is waarschijnlijk het oudste oorspronkelijke Nederlandse boek op het gebied van de algemene en de historische geologie.

Miquel onderscheidt drie hoofdgroepen van ‘terreinen’ (‘chronologische onderdeelen van de korst der aarde, naar den betrekkelijken ouderdom gerangschikt’), weergegeven in een uitslaande tabel ‘Geologisch zamenstel der aarde’:

“I. Oorspronkelijke terreinen of de eerste lagen van kristallijnen aard die als de eerste korst rondom den vloeibare aardbol vast werden.

II Bezinkings-terreinen (terrains neptuniens), die vervolgens door mechanische of chemische bezinking uit water ontstonden, gedurende alle tijdvakken, en ook in den tegenwoordigen tijd.

III. Eruptieve terreinen, bestaan uit kristallijne rotsen zoo als de oorspronkelijke terreinen; maar zij vormen geene lagen; zij drongen, na het ontstaan der oorspronkelijke korst, gedurende alle geologische tijdvakken, door de andere vormingen naar buiten.’  Volgens hemstaat de tijd der aarde als eene onmetelijke lengte voor onzen geest, en onze bevatting is te zwak om de voorstelling in haar geheel te omvatten. [….] Over het geheel kan men, tot eene juiste beoordeling van geologische gebeurtenissen, zich niet genoeg vertrouwd maken met de voorstelling van lange tijdvakken.”

Miquel ziet in de natuur een volgens vaste wetten verlopende verandering van planten en dieren en ook van de mensen waarbij hoger ontwikkelde soorten de eenvoudigere vervangen tijdens een miljarden jaren durend continu scheppingsproces door een ‘almachtige Schepper’. Hoewel hij  het vroege werk van Charles Darwin over de Galapagoseilanden kent –‘The Origin of species’ verscheen pas vier jaar na Miquels publicatie – is hij geen aanhanger van de ‘materialistische school der natuurkunde’ die de gehele schepping beschouwt als

eene voortgezette uitwerking van den aard der stoffen, die van altoos af bestaan hebben, […] en die van deze stofdeeltjes kristallen, planten en dieren van zelven laat geboren worden, eene voorstelling, die, hoe wij haar ook wijzigen, veranderen of verzachten, altoos moet leiden om de algeheele Schepping met al de hemelbollen, met alle wondervolle verschijnselen van het leven, als eenen grooten automaat te doen voorkomen”.