Hoofdstuk 1-Een aarzelend begin
Hoofdstuk 1
E E N A A R Z E L E N D B E G I N
Geologie aan het Amsterdams Atheneum Illustre
De wereldstad Amsterdam heeft in de zestiende eeuw geen universiteit omdat het exclusieve privilege op het verlenen van academische graden in de gewesten Holland en Zeeland berust bij de in 1575 geopende universiteit van Leiden. Wel is er een Latijnse school, het Athenaeum Illustre, waar de leerlingen les krijgen in het vlot lezen, schrijven en spreken van het Latijn, de voertaal in het hoger onderwijs. Aan dit Athenaeum vormt geologie eeuwenlang geen onderdeel van het studieprogramma; het kwam niet voor in de studieprogramma’s en ook niet in de leeropdrachten van de docenten. Slechts zeven hoogleraren, in meer of mindere mate vertrouwd met het vakgebied, besteedden vanaf het einde van de achttiende eeuw tijdens hun onderwijs of onderzoek zijdelings aandacht aan onderwerpen uit de aardwetenschappen. Van hen was de botanicus Miquel (1846-1859) de enige die over voldoende kennis van het vakgebied beschikte om hierin onderwijs ‘op niveau’ te geven. Hij was een witte raaf in het academische landschap rond het midden van de negentiende eeuw: een begenadigd docent en een gerespecteerd wetenschapper. Door zijn vertrek naar Utrecht in 1859 kwam een vroegtijdig einde aan een kortstondige bloei van het onderwijs in de aardwetenschappen aan het Athenaeum.
Miquels onderwijs
De Series Lectionum voor de cursussen 1847/’48 tot en met 1858/’59 vermelden een of tweemaal per week ‘private’ en/of ‘publieke’ colleges van Miquel over de grondbeginselen van de geologie, paleontologie en mineralogie. In het studiejaar 1857/’58 geeft hij een openbaar college over de geologie van de bodem van Nederland. Een aantal colleges gaan niet door omdat geen geschikte zaal beschikbaar is of te weinig toehoorders aanwezig zijn. Meestal worden ze wèl druk bezocht. Zo staat in het verslag over het studiejaar 1849/’50: “Zijn Geologisch College ondervond dit jaar veel belangstelling. Behalve zes studenten in de Geneeskunde, eenige kweekelingen van de Clinische School, twee studenten van het Remonstrantsch Gereformeerd Seminarium, een Hoogleraar, en een particulier, die zich tot het houden [bijwonen] van dat college verbonden, volgden ook andere studenten als auditores dit onderwijs.”
In het verslag over de cursus 1855/’56 lezen we:
“De Hoogleraar Miquel, de humane professor bij uitnemendheid, hooggeschat en geliefd door zijne leerlingen, gaf ons een nieuw blijk zijner warme belangstelling in alles wat de bevordering van wetenschap betreft, door het geven van een collegie over Geologie en Palaeontologie, en door voor elk de gelegenheid open te stellen hieraan deel te nemen. Groot was de belangstelling; ruim 50 studenten van alle faculteiten, onder welken wij vooral vele theologen (!) mogten opmerken, vereenigden zich [……] in de collegekaart, die hen ter nauwernood allen kon bevatten. En die belangstelling, ze werd ruimschoots bevredigd: met de hem zoo eigen klaarheid, maakt Prof. miquel, ook den minder ervarene met het karakter dezer moeijelijke wetenschap vertrouwd [….].”
Het totale aantal studenten in die cursus bedroeg 124 zodat ruim veertig procent van hen dit college volgde.
Ook over zijn onderwijs in de cursus 1856/’57 wordt de loftrompet gestoken. Aan het eind van die cursus gaat Miquel met zijn studenten naar Haarlem “ten einde met hen de schoone collectie fossilen in Teijler’s Museum te bezigtigen. Alle Faculteiten brengen hem daarvoor hun opregten dank. Het was de kroon op zijn werk.” Het was de eerste geologische ‘excursie’ onder auspiciën van een Amsterdamse instelling van hoger onderwijs!
De grote belangstelling voor het onderwijs van Miquel is niet verwonderlijk. Uit het voorgaande blijkt dat hij een begenadigd docent was die tijdens zijn colleges voor die tijd revolutionaire onderwerpen behandelde. De toehoorders – hoofdzakelijk studenten theologie en medicijnen en een handvol in de natuurwetenschappen – zullen met verbazing, en wellicht verbijstering, geluisterd hebben naar zijn lessen over de ‘ondenkbaar lange’ geschiedenis van de aarde en haar ‘bewerktuigde wezens’ die haaks stonden op de heersende Christelijke geloofsleer die er vanuit ging dat de aarde slechts enige duizenden jaren oud was en dat de schepping van de levende wezens na zeven dagen was voltooid. De wetenschappelijke inzichten en kennis van Miquel worden verder uiteengezet in de bijlage.
Geologie aan de Nederlandse universiteiten
In tegenstelling tot het Atheneum werd aan de Nederlandse universiteiten vóór 1815 wel incidenteel college gegeven in de aardwetenschappen. Echter pas na het Organiek Besluit van 1815, dat de universiteiten verplichtte de natuurlijke historie der dieren en delfstoffen te doceren, was er sprake van regulier onderricht in de geologie, mineralogie en paleontologie. Het werd verzorgd door docenten in de natuurlijke historie, chemie, botanie en zoölogie die op de hoogte waren van de grondbeginselen van de geologie maar hierin niet waren afgestudeerd.