BIJLAGE - Geologische jaargangen

 

De Geologische jaargangen

 

 

In deze bijlage komen studenten voor vanaf de jaargang 1929 die om uiteenlopende redenen aandacht verdienen. Individuele studenten uit alle jaargangen worden vermeld in bijgevoegde lijsten, alfabetisch gesorteerd en tevens op jaargang ingedeeld. De gegevens zijn laatstelijk bijgewerkt in 2002. 

Per tijdsperiode volgt, na presentatie van een aantal individuele studenten, een tabel met een samenvatting van de gegevens over het betreffende cohort van jaargangen. Gegevens van voorgaande cohorten zijn bijgevoegd ter vergelijking.

 

 

 

Geologische jaargangen 1929-1939

Geologische jaargangen 1940–1944

Geologische jaargangen 1945–1956

Geologische jaargangen 1957–1971

Geologische jaargangen 1972–1981

 

Alle studenten tot 1962 op jaargang en naam gesorteerd

      Alle studenten vanaf 1962 op jaargang en naam gesorteerd

 

 

Geologische jaargangen 1929–1939

Johan Christian Assien Böhmers, van de jaargang 1929, was lid van de uiterst rechts georiënteerde Fryske Folksparty en een overtuigd nationaal-socialist die al vóór de oorlog in NSB-uniform in het instituut rondliep.  Na zijn promotie  (januari 1937) treedt hij in dienst van het in 1935 door Himmler en anderen opgerichte `Deutsches Ahnenerbe’, de wetenschappelijke dienst van de SS die onderzoek deed naar de Germaanse pre- en protohistorie. Als leider van de `Forschungsstätte für Urgeschichte’ verrichtte de SS-er Böhmers tot in de zomer van 1943 archeologisch onderzoek, eerst in Beieren en later in het Tsjechische Zuid-Moravië. De opgravingen werden met belangstelling gevolgd door de top van de Ahnenerbe in verband met de oorsprong van de Indogermanen en het `nordische’ ras. Böhmers’ belangstelling voor de afstamming van het `Noordras’ bleek al uit stelling 11 bij zijn proefschrift:

De jong palaeolithische dolicho- en mesocephale menschenrassen uit midden- en west Europa hebben in belangrijke mate bijgedragen tot de vorming van het `Nordische ras’ ”.

In september 1941 werd  hij privaatdocent aan het Biologisch-Archaeologisch Instituut van de Groningse universiteit. Na de bevrijding zat  hij enige maanden vast, maar dankzij de voorspraak van de hoogleraar Van Giffen en anderen kreeg  hij in 1947 opnieuw een privaatdocenschap dat begin 1965 eindigde doordat het Groningse curatorium hem schorste wegens ongeoorloofd wapenbezit.

Roger Gheyselinck, geboren in België en zoon van een flamingant, ging in Amsterdam geologie studeren nadat  hij van een Belgische universiteit verwijderd was vanwege zijn uitgesproken nationalistische denkbeelden.  Op een `kernavond’ van het Dietsch Studenten Verbond hield hij in 1932 een lezing: `Wat wil de Vlaamsche beweging?’.  Hij schreef het populaire geologie boek: `De Rusteloze Aarde’.

Zijn jaargenoot Dolf Patijn werd directeur van de Rijks Geologische Dienst in Limburg. Baanbrekende was zijn publicatie over het ontstaan van het Groningse gasveld.

 

Banting, A.H. [1930], in 1928 in Delft met de studie mijnbouwkunde begonnen, drong in een dronken bui, na afloop van de Varsity 1930, met een vriend het Koninklijk Paleis op de Dam binnen. Op het balkon lieten het tweetal zich toejuichen door de toegestroomde menigte. Binnen het instituut deed het verhaal de ronde dat Banting op de troon van de koningin zijn behoefte had gedaan, maar volgens zijn jaargenoot Van Geuns was dit  niet waar. Hoe het zij, Banting mocht niet verder studeren in Delft en schreef zich in oktober 1930 in voor de studie geologie in Amsterdam.  

Tot de jaargang 1930 behoorde ook Dieter Tappenbeck, geboren op 25 december 1912 en zoon van een van de directeuren van het vermaarde Grand Hotel Huis ter Duin in Noordwijk aan Zee.  Hij was een actief lid van de GVA, penningmeester in 1934 en praeses van oktober 1936 tot zijn afstuderen in mei 1937. Vijf maanden later werd  hij erelid van het  bestuur. In de cursussen ‘38/39 en ‘39/40 was  Hij assistent van Brouwer bij wie  hij in mei 1939 promoveerde. Inmiddels waren in 1932  twee  ingezonden stukken van hem verschenen in Propria Cures, waaruit  zijn grote bewondering bleek voor Hitler en de vorming van één Groot-Germaans rijk. Het was  het ‘eerste Nationaal-Socialistische geluid in Propria Cures. Een bedenkelijke  primeur! Na de oprichting in 1934 van de Nederlandsch-Duitsche Werkgemeenschap, die ijverde voor het intensiveren van de betrekkingen tussen Nederland en het Derde Rijk, werd Tappenbeck secretaris van de afdeling Amsterdam. Verder was  Hij lid van de nationaal-socialistische mantelorganisatie   ‘Willem de Zwijger’. In het volgende hoofdstuk komen zijn lotgevallen tijdens de oorlog ter sprake.  

Leo Koning  kreeg enige maanden na zijn promotie (maart 1941) een aanstelling als conservator. In september 1942 volgde zijn toelating als privaatdocent in de seismologie. Zijn  triest verlopen loopbaan aan het Geologisch Instituut komt aan de orde in tekst over latere jaren.

 

Het inschrijvingsboek van de cursus 1931/32 vermeldt Hendrik Albertus Brouwer met de toevoeging  W&N geol’. Een onverwachte vondst omdat vrijwel niemand  wist dat het jongste kind uit Brouwers eerste huwelijk geologie studeerde.  Hij stopte er al na één jaar mee. 

Nico Cortlever, na twee jaar gestopt met de studie geologie, werd later Nederlands kampioen schaken. Le Fevre was de eerste student geologie die zakte voor een examen. In juni 1934 werd hij afgewezen voor het kandidaatsexamen. Na de mededeling het zes maanden later nog eens te  proberen, stopte  hij met de studie.  

Jan de Jong, afgestudeerd in 1939 en gepromoveerd in 1941, werd in 1963 benoemd tot lector in de sedimentaire geologie in Leiden en in 1971 tot hoogleraar aan de Landbouwhogeschool Wageningen. 

Sven Harold Ploem, begon in 1930 in Delft met de studie mijnbouwkunde en schreef zich in november 1932 aan de UVA  in voor de studie geologie. Ploem was reserve-officier vlieger bij de luchtmacht en ontsnapte in 1934 aan de dood toen  hij met zijn vliegtuig bij Rodenrijs een noodlanding moest maken, waarbij het toestel over de kop sloeg. Na zijn kandidaatsexamen deed  hij veldonderzoek voor de eerdergenoemde  firma `Cavando Acquiro’. Op 7 september 1935 verongelukte Ploem bij Tegelen. In het plakboek van de GVA bevinden zich krantenknipsels van de begrafenisplechtigheid. Een citaat hieruit:

Jhr. ir. van Wijckersloot de Weerdesteijn [sic] prees den gestorvene als een trouw medewerker in de onderneming, die zich ten doel heeft gesteld in Limburg erts te ontdekken. Zoo dit gevonden wordt zal de eerste klomp erts op dit graf worden gelegd, want, in zekeren zin, is dhr. Ploem gestorven bij de vervulling van zijn plicht tegenover deze onderneming”.

Hopenlijk heeft Ploems familie voor een passende grafversiering gezorgd, want de rijke ertslagen zijn door `Cavando Acquiro’ nooit gevonden. De rouwannonce werd ook ondertekend door zijn verloofde Anneke (Annie) Rädecker die in 1933 begonnen was met de studie biologie in Amsterdam. Zij was de dochter van de bekende beeldhouwer John Rädecker. In 1937 trouwde zij met Banting [1930].

 

Het jaar 1933 telde slechts twee studenten.,van wie de Bruyne sympathiseerde met het Derde Rijk. 

 

Willem Paul de Roever van het jaar 1934 deed binnen vijf jaar zijn doctoraalexamen en promoveerde cum laude op 24-jarige leeftijd.  Hij was vele jaren aan het instituut verbonden, eerst als assistent en later als lector en hoogleraar. Veel meer over hem in de latere hoofdstukken van het boek.

 

Wim Uytenbogaardt van het jaar 1935 werd later hoogleraar aan de VU en daarna aan de TH Delft. Zijn jaargenoot Wim Kimpe was een zoon van de bekende schilder Reimond Kimpe, een Vlaamse activist en flamingant die, na ter dood te zijn veroordeeld, na de Eerste Wereldoorlog naar Nederland vluchtte. Meer over deze fervente nsb’er in de volgende hoofdstukken. 

Het jaar 1935 telde twee vrouwelijke studenten: Ans Engeler en Mary (Muis) de Meij Mecima, die trouwde met Daaf Lafeber [1932].

 

De nsb’er van der Kaaden studeerde als enige van de jaargang 1936 af. In 1951 promoveerde hij in Utrecht. Zijn jaargenoten Jan de Gruyter en Karel de Vries waren actief in het verzet. Rudi Jongmans, zoon van de bekende Carboon-specialist W.J. Jongmans, overleed tijdens de oorlog na een kortstondige ziekte.  

 

Aan de twee joodse studenten van de jaargang 1937, Ab Cohen} en Bob Spijer, besteden we in hoofdstuk 4 uitvoerig aandacht. Het jaar telde vier pro-Duitse studenten. De meest notoire van hen was de nsb’er en SS-er Henk van Eijkeren, wiens doctoraalexamen, afgelegd in maart 1944, na de bevrijding ongeldig werd verklaard.

 

Cees Egeler [1938] bleef na zijn promotie in 1946 aan het instituut verbonden als assistent, conservator en wetenschappelijk hoofdambtenaar en van 1957 tot november 1982 als hoogleraar. 

 

De aan de UVA afgestudeerde Ernst ten Haaf [1939] promoveerde in 1959 in  Groningen op een baanbrekend onderzoek van turbidieten in de Apennijnen waarbij Kuenen als promotor optrad. Zijn jaargenoot Ary Prins speelde een actieve rol in het verzet.  Hij werd in januari 1945 gefusilleerd.

 

 

 

Geologische jaargangen 1940 – 1944

Jan (`Kriel’) Bodenhausen [1940] wordt bij een poging uit Nederland te ontsnappen in 1942 bij de Belgische grens gearresteerd. Hij brengt drie maanden door in het gijzelaarskamp te Haaren (Noord-Brabant). Na de oorlog is hij enige jaren in Nederlands-Indië in militaire dienst en hervat pas begin 1948 zijn studie. Hij studeert af in 1953, promoveert in 1955 op een proefschrift over een deel van Corsica en treedt daarna in dienst bij de Koninklijke/Shell Groep. In april 1961 keert hij terug op het instituut als wetenschappelijk hoofdamb­tenaar. In 1965 volgt zijn benoeming tot lector in de algemene geologie.

Jaargenoten van hem zijn onder anderen Cees Mulder, Walter Kupsch  en Rob Scholten.. Laatstgenoemde twee doen begin 1943 kandidaats­examen, maar vertrekken kort na de bevrij­ding naar Amerika, waar zij afstuderen en promoveren.

 

In het in­schrijvingsboek van de cursus ‘1941/42 komen de namen voor van acht Leidse `in­stro­mers’ die zich inschreven bij de UVA omdat de studie in Leiden niet voorgezet kon worden. Zij worden in januari 1942 ingeschreven, maar volgen mogelijk al eind 1941 colleges op het insti­tuut. Twee van hen hebben in Leiden reeds het kandi­daatsexamen afgelegd.  Vijf van de Leidse `instro­mers’  schrijven zich ook in voor de cursus ‘42/43 en drie voor de cursus ‘43/44. Slechts één legt in de oorlog een examen af in Amsterdam. Bij het begin van de cursus ‘45/46 zijn ze allen van het insti­tuut verdwenen. Het jaar 1941 telt ook een Delftse `instro­mer’: Gerard Bakker  die in de cursus ‘40/41 met de studie mijnbouwkunde was begonnen. Verder behoren ook Ton Netelbeek, Frans Wijkhui­zen  en de tweeling Lo  en Reinier Ritsema tot het jaar 1941.

 

Van de jaargang 1942 studeert alleen Tom de Booy af. Nadat hij in 1943 weigert de loyaliteitsverklaring te tekenen, duikt hij onder. Door verraad wordt hij gearresteerd, zit twee maanden in de gevangenis in Arnhem en tot april 1944 in het concentratiekamp Amersfoort. Daarna wordt hij gedepor­teerd naar Duitsland, ontsnapt en keert terug naar Neder­land, waar hij zich aansluit bij de ondergrondse strijdkrachten. Na de bevrijding is hij korte tijd soldaat bij de Binnenlandse Strijdkrachten, daarna studeert hij in de cursus ‘45/46 geologie aan de Universiteit van Bern. Het volgende jaar hervat hij zijn studie in  Amsterdam, waar hij begin 1951 afstu­deert en in mei 1954 promoveert op een proefschrift over een deel van Corsica. Daarna is hij als staflid aan het instituut verbonden tot zijn ontslag op 1 december 1970. In de jaren zestig zal hij door zijn acties tegen de gevestigde orde de meest besproken man van het instituut worden.

 

In december 1943 schrijft de eeneiige tweeling Borghouts, Cor en Jan, zich in voor de studie geologie. Zij vormen een opvallend duo, dat nauwe­lijks uit elkaar te houden is. Naar verluid deden ze voor elkaar tentamen. Op de excursiefoto’s zijn ze alleen te onderscheiden indien de initialen bij de familienaam zijn vermeld. C.J. (Cor) was de `snelle’ Borghouts. Hij voltooit zijn studie in 15 jaar. De `langzame’ J.L. (Jan) Borg­houts doet er 24 jaar over!

 

Bedenk dat er in 1944 geen geologie studenten zijn ingeschreven.

 

 

 

Geologische jaargangen 1945 – 1956

Henk Kraft [1945], krijgt kinderverlam­ming tijdens veldwerk in Corsi­ca, kiest daarna voor zijn doctoraal­examen geofysica als bijvak en wordt een gerespecteerd geofysicus bij de Koninklijke/Shell Groep.

Albert Jakobs [1945] was een overlevende van de Holocaust. Hij deed veldwerk in Corsica, maar voltooide zijn promotie niet. In 1955 emigreerde hij naar Canada en had een succesvolle carrière in de petroleum industrie. Hij overleed op 93 jarige leeftijd in Calgary nadat hij op hoge leeftijd de ‘Friends of Science’ nog had opgericht.

 

Cees Cup [1946] gaat na zijn kandi­daats­examen naar Utrecht, doet daar doctoraal­examen en promo­veert in november 1955 bij prof. R.W. van Bemmelen.

 

Henk Wuite [1947] doet in april 1951 kandi­daatsexamen, en veronge­lukt kort daarna (8 juli 1951) tijdens veldwerk in de Franse Alpen. Enige dagen tevoren werd nog een foto genomen van hem met zijn mede­karteer­ders. 

 

Paul de Buisonjé [1948] is jarenlang als (hoofd)assistent en wetenschap­pelijk (hoofd)-medewerker aan de afdeling (Stratigrafie)-Paleontologie verbon­den. Hij ontwierp de Seismotralaat en was gespecialiseerd in vuurwerk, waarvan hij in GVA verband regelmatig gebruik maakte. Zijn jaargenoot Oen Ing Soen - in 1976 benoemd tot hoogle­raar in de petrolo­gie, ertskun­de en mineralo­gie - is decaan van de subfa­cul­teit Geolo­gie en Geofysica in de roerige jaren tach­tig.

In de cursus 1949/50 schrijven zich naar zeggen de twee Indonesische broers Tan voor de studie in­. Het duo wordt spottend de `combi­natie-tan(g)’ genoemd. Helaas hebben we maar één deel van deze tan(g) in het in­schrijvings­boek aange­trof­fen! 

 

Adriaan Kuijper [1949] is de meest opval­lende student van het jaar 1949. Hij was links met progressieve ideeën, die zich uiten in zijn schr­ijf­wijze van woorden als `kriti­es’, `strati­gra­fies’ en `ultraba­sies’, lang voordat die spelling eind jaren zestig in zwang kwam. Hij vindt het dragen van kousen overbodig en zijn gerafel­de broek wordt opgehouden door een stuk touw. Het door­trekken van de w.c. vond hij uitermate burger­lijk. Hij schrijft een uitvoerige `Kritiek’ op het proef­schrift van Steen­ken die in 1957 bij Brouwer gepromo­veerde op een gebied in Noors Lapland. Hij eindigt zijn manuscript met ongenuanceer­de en felle aanval­len op Brouwer (“Likken bv. by de moffen, in de afgelo­pen oorlog; trappen tegen zyn studenten’’), Steenken en de “niet kompe­tente staf van het geologiese insti­tuut’’. Hij is hoogst verontwaar­digd dat de redactie van `Geologie en Mijnbouw’ zijn manuscript niet wil publi­ceren. 

 

Bert Pronk [1950] staat bekend om zijn fantas­tische verhalen die zo geloof­waardig werden gebracht dat ieder ze voor waar aannam. Toen een borrel met geolo­gen in het bekende café Eijlders wat uitliep, zei hij even te moeten bellen. Na terugkomst deelt hij mee een diner voor die avond met de beroemde hoogleraar Vening Meinesz te hebben afge­zegd. Ook beweert hij in de Dutch Swing College Band te hebben gespeeld, maar vanwege een gescheur­de lip het trompetspel te hebben moeten opgeven. Tot het jaar 1950 behoort ook Wim Zwikker. Tijdens een excursie in mei 1951 naar de Boulonnais en Normandië slaat hij, na een grote hoeveelheid cider te hebben genut­tigd, anti-semiti­sche taal uit tegen zijn jaarge­noot Shimon (`Frits’) Cohen. Decennia later wordt deze er nog steeds boos over.

 

Roel Murris [1951] promoveert op 12 juni 1957, nog geen zes jaar na het begin van zijn studie. Hij eindigt op een hoge positie bij de Koninklij­ke/Shell Groep. 

 

Tot het jaar 1952 behoren Dirk Beets, na zijn afstuderen jarenlang aan het instituut verbonden, en Harry Priem, later directeur van het ZWO Laboratorium voor Isoto­pengeo­logie, dat van 1961-1965 in het instituut gehuisvest was. Hun jaargenoot Kees Schrijver verdwijnt na zijn kandidaatsexamen in maart 1956 van het instituut, omdat de docenten hem ongeschikt achtten voor de verdere studie geologie. Hij emigreert naar Canada, studeert daar af en promoveert in 1973 in Leiden bij Den Tex.

 

Drie studenten van het jaar 1953 overlijden tijdens hun studie. Leo Dubbel­dam sterft door een tragisch ongeluk tijdens het vervullen van zijn militaire dienst, George Koetsier (een Delftse `instromer’) verongelukt bij een bergbeklimming in Oostenrijk in de zomer van 1955, Bert Koelstra krijgt kinder­verlam­ming tijdens zijn docto­raal­veld­werk in Zuid-Spanje in de zomer van 1959. Hij werd ijlings overge­bracht naar het acade­misch ziekenhuis in Grana­da, waar zich in die tijd de enige ijzeren long van Zuid-Spanje bevond. Hij overleed, enige dagen later, op 23 juli 1959. Op verzoek van zijn ouders en vriendin werd hij begra­ven in Granada. De Spaanse beeldhouwer slaagde er niet in de hem opgege­ven tekst foutloos in de grafsteen te beitelen:`lub­beztus johannes koelsha ocverleden 23 julio 1959 zust zacht bert’. Gelukkig is zijn naam later wel goed vermeld op een blok marmer uit zijn veld­werkgebied.

Hanan Kisch werkte na zijn promotie (1962 ) enkele jaren bij CSIRO in Australië waarna hij meerdere jaren ( 1966- 1971) in Leiden mineralogie doceerde.  Van 1972-2005 bekleedde hij de leerstoel Petrologie en Mineralogie aan de Ben-Gurion University of the Negev, Israel.

 

Van de jaren 1953-1955 blijven zeven afgestudeerden als wetenschappelijk (hoofd)medewerker aan het instituut verbonden: Dick van Harten [1953], Henk Helmers, Otto Simon, Harm Rondeel [1954], Tiny Geel [1955], Warner ten Kate en Tom Roep. Harm Rondeel speelt op het Geologische Instituut een belangrijke rol in het bestuur en de ontwikkeling van het onderwijs, alsmede in de landelijke herstructurering van de aardwetenschappen.

 

De studenten van het jaar 1956 zijn de laatsten die onder Brouwer met hun studie beginnen. Van hen blijft Kees Linthout na zijn afstuderen op het instituut werkzaam. De door hem afgenomen tenta­mens minera­logie waren een nachtmer­rie voor vele studenten. Zijn jaargenoot Walter Kaper, die museumas­sistent was en in december 1960 zijn kandidaatsexamen deed, overleed op 1 oktober 1961 aan leukemie. 

 

 

 

 

Geologische jaargangen 1957–1971

Van de 19 eerstingeschrevenen van het jaar 1957/58 studeert slechts 32 procent af, het op een na laagste percentage in de periode 1957–1971. Louis Leine en Wim de Vries zijn respectievelijk na 6,8 en 7,6 jaar doctorandus, terwijl Chris van Houten, Maarten Schröder, Ab Wijntje en Bouke Zwaan tien jaar of langer over hun studie doen. Daardoor bedraagt de gemiddelde studieduur van die jaargang 9,5 jaar. Leine is de enige die promoveert. Zeven studenten (37 procent) stoppen in, of kort na, hun eerste jaar met de studie. Alles bij elkaar is deze eerste jaargang na het emeritaat van Brouwer weinig succesvol met de studie.

 

Het jaar 1958/59, dat uit 18 studenten bestaat, doet het heel wat beter. Bijna de helft studeert af en de gemiddelde studieduur is ruim twee jaar korter dan die van de vorige jaargang. Jan Krijnen, Henk van Montfrans, Henk Voet en Hubert Zeck promoveren aan de UVA. Flip Hoedemaeker doctoreert in Utrecht, na een conflict met zijn aanvankelijke promotor Hermes. Lydia Wesselingh, de enige vrouw van dat jaar, vertrekt na haar kandidaatsexamen naar Utrecht om daar af te studeren in de geofysica. 

 

In de cursus 1959/60 daalt het aantal nieuwe studenten tot elf. Tot de vijf afgestudeerden behoren Bob Meinster, Pieter van Rooijen (hij stond bekend als de “slangenvanger’’ omdat hij een buitengewone vaardigheid had ontwikkeld om zelfs de giftigste serpenten in zijn Spaanse veldwerkgebied met blote handen te vangen) en Jaap Voigt. Laatstgenoemde speelde vele jaren in het Nederlandse hockeyelftal. Zijn anders zo trefzekere techniek faalde jammerlijk toen hij begin jaren zestig tijdens een ontgroening op de sociëteit nia wél het kale hoofd van een groen, maar niet een daarop geplaatst bekertje keihard raakte. Het incident zorgde voor de nodige deining binnen de universitaire wereld en werd in de nationale pers uitvoerig aan de kaak gesteld. Gijs van Veen is de enige van dat jaar die promoveert. Mischa de Munck, die voordien een jaar psychologie studeerde, is de enige vrouwelijke student. Zij verdwijnt al spoedig van het instituut.

 

Het jaar 1960/61 met slechts zes studenten (het kleinste aantal na de oorlog) levert drie doctorandussen en een doctor: Gerard Westra. Jan Werner, in mei 1969 met lof afgestudeerd, heeft tot de sluiting van het instituut de dagelijkse leiding over het Geologisch Museum en hij zit in de jaren zeventig en tachtig in diverse bestuursorganen van het instituut. Na de opheffing wordt hij directeur van Artis Geologisch Museum. Zijn jaargenoot Peter Klomp is de eerste die een doctoraalexamen aflegt met geofysica als hoofdrichting.

 

In de cursus 1961/62 schrijven zich tien nieuwe studenten in. Een van de vier afgestudeerden is Jan Bresser die — na vele jaren als kunstschilder in de contraprestatie te hebben gezeten — uiteindelijk belandt bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Eind jaren zestig is hij een actief lid van de EGO-groep. In die tijd maakt hij het schitterende Dali-achtige schilderij `The Last Judgement’ (180x270 cm), waarop de ondergang van de westerse beschaving wordt afgebeeld. Hij overlijdt op 61-jarige leeftijd. Henk van Dommelen, cum laude gepromoveerd, wordt Directeur Beheer en Organisatie van nwo. Willem Langenberg die vanwege zijn vele ludieke acties binnen en buiten het instituut door Egeler ‘de snaak’ werd genoemd, promoveert in april 1972. Daarna vertrekt hij naar Canada, waar hij in dienst treedt bij de Alberta Geological Survey. 

 

Van het zevenkoppige jaar 1962/63 worden Frank Beunk, Steven de Clercq en Willem Loeb na vele jaren studie (respectievelijk 9,2, 11,7 en 9,5 jaar) uiteindelijk toch doctorandus. Eerstgenoemde blijft na zijn afstuderen als wetenschappelijk medewerker aan het instituut verbonden en verhuist na de sluiting naar de VU. Willem Loeb is de kleurrijkste student van dat jaar. Hij was testpiloot bij de Zuid-Afrikaanse luchtmacht en koeienherder in de Kalahari voordat hij zich in 1957 inschrijft voor een studie aan de faculteit der Politieke en Sociale Wetenschappen. Daardoor is hij al 29 jaar als hij in september 1962 omzwaait naar de geologie. Hij doet zijn kandidaatsexamen aan de UVA maar studeert af aan de vu. Hij is een talentvol beeldhouwer en schilder; in de colloquimzaal, die vanaf maart 1970 ook diende als kantine, maakte hij een Gauguin-achtige wandschildering waarop diverse geologische onderwerpen in bonte kleuren waren afgebeeld. Op geraffineerde wijze waren de stopcontacten verwerkt in de genitaliën van een aap. Het kunstwerk werd met name door de hoogleraren niet erg gewaardeerd. Daarom wordt in maart 1971 door De Roever [senior] en Jan Smit voorgesteld er een gordijn voor aan te brengen dat tijdens vergaderingen en examens kan worden dichtgetrokken. Gelukkig wijst het IB het voorstel af. Tijdens de verbouwing van het instituut in het begin van de jaren negentig verdwijnt Loebs meesterwerk alsnog. Zijn jaargenoot Roel Wittink, die in mei 1966 zijn kandidaatsexamen heeft gedaan, overlijdt in juli 1969 op 25-jarige leeftijd aan leukemie. 

 

De vijf afgestudeerden van het jaar 1963 doen gemiddeld zes jaar over hun studie, ruim twee jaar onder het gemiddelde van de jaargangen 1957–1971. Vier van hen (Bob Kuhry, Eric Kuijpers, Emond de Roever en Phil Westerhof) doen dat ook nog cum laude. Laatstgenoemde twee en Wim Kampschuur promoveren. Hun jaargenoot Frans Willemsen, assistent bij Mac Gillavry, overlijdt op 39-jarige leeftijd in maart 1982 voordat hij het doctoraalexamen behaalt.

 

In de cursus 1964/65 komt het aantal eerstingeschrevenen voor de derde maal binnen vijf jaar onder de tien. Van de acht studenten doen drie doctoraalexamen en promoveert niemand. Dick Winnubst, afgestudeerd in maart 1973, wordt in 1976 secretaris/beheerder op het instituut. Zijn aanstelling blijkt een misgreep en hij zal door zijn optreden in de jaren tachtig een van de meest omstreden figuren worden op het instituut. De twee andere afgestudeerden zijn Loes Mallee — de enige vrouw van dat jaar — en Cees Windt. Hun jaargenoot Ko Griep vertrekt na zijn kandidaatsexamen (mei 1968) naar Canada. Hij werd ervan beticht de kas van de GVA, waarvan hij quaestor was in de cursus ‘67/68, te hebben meegenomen.

In de cursus 1965/66 melden zich twaalf nieuwe studenten aan, het hoogste aantal sinds ‘58/59. Van de vijf afgestudeerden promoveert alleen Han van Gorsel. Willem Drucker, die de studie in ruim vijf jaar weet af te ronden, is na zijn afstuderen nog enige jaren als assistent aan het instituut verbonden voordat hij naar Shell vertrekt. Leo Stephan, Bé Uiterwijk en de goedlachse Brabander Frans Voermans doen er ongeveer acht jaar over voordat zij zich doctorandus kunnen noemen. De helft van dat jaar stopt al in het eerste jaar met de studie (het hoogste percentage van de jaren 1957–1971). Een van hen was B.E.J. Kruijer die bij zijn eerste bezoek aan het instituut zó werd afgebekt door ouderejaars dat hij volkomen overstuur de benen NAM. Hij blijft slechts tien dagen ingeschreven voor de studie geologie en studeert  af  in de wiskunde. 

 

De jaargang 1966/67 telt 24 studenten, een verdubbeling ten opzichte van het voorgaande jaar. Tweederde van hen studeert niet af onder wie André de Boer die enige jarred na zijn kandidaatsexamen met de studie stopt. Op zekere dag stapt de bij Biliton werkzame Rob Snepvangers [1955] in een taxi en vraagt de chauffeur hem naar het Geologisch Instituut te rijden: `u zult wel niet weten waar dat ligt’ waarop chauffeur André beleefd antwoordt: `zeker wel mijnheer, daar heb ik jarenlang gestudeerd’! Tot de acht afgestudeerden behoren Jaap Boon, Stephan Düring, Herbert Holst en Willem Voet. Eerstgenoemde is in de late jaren zestig een van de trouwste en felste supporters van De Booy. Na zijn kandidaatsexamen vertrekt hij naar Utrecht om daar in de geochemie af te studeren. Daarna werkt hij bij het fom Instituut voor Atoom- en Molecuul Fysica en wordt vervolgens bijzonder hoogleraar in de moleculaire paleobotanie aan de UVA. Stephan woont al vele jaren op Texel waar hij meubels maakt en strijkinstrumenten bouwt. Herbert bleef na zijn afstuderen aan het Geologisch Museum verbonden en treedt na de opheffing van het instituut in dienst bij Artis Geologisch Museum. Willem Voet, een jongere broer van Henk [1958], dient te worden vermeld omdat hij kans zag zijn studie (met hoofdrichting geofysica) in precies vier jaar af te ronden. Een nooit meer geëvenaard record. Aan de UVA promoveren Jan Smit (cum laude) en Edo Veenstra. Eerstgenoemde krijgt later internationale bekendheid door zijn baanbrekend onderzoek van de Krijt/Tertiair grens. Hij wordt in 2003 tot hoogleraar benoemd aan de VU. Tjeerd van Weering promoveert bij prof. Van Straaten in Groningen en komt te werken bij het NIOZ op Texel.

 

In de cursus 1967/68 daalt het aantal nieuwe studenten voor de zoveelste maal, ditmaal tot 15. Tweederde van hen studeert af, het hoogste percentage van de jaren 1957–1971, van wie Arnoldus in Utrecht en Sieben de Jong en Toni Appelo aan de VU. Laatstgenoemde en Piet Kager promoveren. Ook dat jaar telt een snelle afstudeerder: Kees Moeijes voltooit in vierenhalf jaar zijn studie en evenals de eerdergenoemde Wim Voet koos hij geofysica als hoofdrichting. Jan Willem van der Velden, getrouwd met Liesbeth de Bont [1972], doet het rustiger aan en kan pas na 11 jaar zijn doctoraalbul in ontvangst nemen. Karel van Leuven is — na Hilgen [1951] — de tweede en tevens laatste student die afstudeert met geochemie als hoofdrichting. Het jaar telt één instromer: Christiaan de Vries. Hij heeft al een examen geologie gedaan aan de Ontario University (Canada) dat in Nederland als kandidaatsexamen wordt erkend. Het vervolg van zijn studie in Amsterdam is echter niet erg succesvol, want op zijn studiekaart blijft blank. De twee vrouwelijke studenten van dat jaar — een van hen is Tilly Buyn, getrouwd met Han van Gorsel [1965] — leggen geen examens af.

 

De jaargang 1968/69 bestaat uit 24 studenten van wie acht afstuderen aan de UVA en één in Utrecht (Alexa Gravendijk die later tandarts wordt). Douwe Cloos en Johan Lanser promoveren. Laatstgenoemde is al na 4,3 jaar doctorandus met geofysica als hoofdrichting. Opnieuw blijkt dat die studierichting optimale kansen bood voor een snel afstuderen door het vrijwel ontbreken van veldwerk na het kandidaatsexamen. De overige zeven in Amsterdam afgestudeerden doen er gemiddeld maar liefst 11,2 jaar over. Frans Bianchi behaalt in 11,5 jaar het kandidaats­, maar door een opvallende studieversnelling is hij ruim vier jaar later al doctorandus, waardoor het record van bijna 24 jaar op naam van Jan Borghouts [1943] ongebroken blijft. Hans Samuel, al een heel eind op weg naar het doctoraalexamen, haakt kort voor de finish af nadat — zo zei hij — zijn veldboeken in het terrein waren vernietigd door een blikseminslag. Letterlijk en figuurlijk een harde klap voor Hans!

 

Van de 22 studenten van het jaar 1969/70 studeert de helft af van wie Aryan van Engelen aan de VU en Dieke Postma in Denemarken (beiden geochemie). Jan Kaper doet bijna dertien jaar over zijn studie; George Brunsmann en Henk van de Poel zijn na twaalf jaar doctorandus. Hans Dronkert en Reinoud Vissers promoveren aan de UVA, Henk van de Poel aan de VU, Paul van de Wal in Leiden en Dieke Postma in Denemarken. Het jaar telt vier vrouwelijke studenten (het hoogste aantal van de jaren 1957–1971) van wie alleen Henny Cardol het kandidaatsexamen behaalt.

 

Het jaar 1970/71 springt er in vele opzichten uit, zodat het een meer uitgebreide bespreking verdient. Het telt dertig studenten – het hoogste aantal tot dan toe — van wie slechts acht afstuderen. Dat komt onder meer doordat negen studenten al in hun eerste jaar met de studie ophouden. René Bastians en Ko van Kuyk vertrekken na hun kandidaatsexamen naar Utrecht en studeren daar af in de geofysica. De gemiddelde studieduur van de aan de UVA afgestudeerden bedraagt negen jaar met als uitersten Gerrie Louwaars (7,5 jaar) en Dick van Doorn (12 jaar). De gemiddelde leeftijd van 21,4 jaar ligt door de inschrijving van acht toezwaaiers aanzienlijk boven die van de andere jaren. Onder de studenten van dat jaar bevinden zich kleurrijke figuren. De joviale Limburger Peter Dassen heeft vanaf de cursus ‘62/63 zonder veel succes rechten en economie gestudeerd en op het inschrijvingsformulier voor de cursus ‘65/66 heeft hij als werkkring `orgeldraaier’ ingevuld. Daardoor is hij al 26 als hij zich in september 1970 inschrijft voor de studie geologie. Na zijn kandidaats in maart 1977 gaat hij opnieuw economie studeren, ditmaal in Rotterdam. Na te zijn afgestudeerd is hij werkzaam op het Ministerie van Economische Zaken. De in Tripoli geboren Libanees Mohammed Denaoui (op het instituut beter bekend als `Ali de naaier’) is bijna 24 jaar bij het begin van zijn studie. Als hij zich in de cursus ‘81/82 voor de twaalfde en tevens laatste maal inschreef is hij –  gezien de op zijn studiekaart vermelde tentamens — nog ver verwijderd van hetkandidaatsexamen. De in Tsjechoslowakije geboren Roman Lipko is ook al 24 jaar als hij aan de studie begint. Alhoewel hij nog geen kandidaatsexamen heeft gedaan, mag hij in de zomer van 1974 deelnemen aan doctoraalveldwerk in Zuid-Spanje. Kort daarna pleegt hij zelfmoord. De derde in het buitenland geboren student is de Surinamer Ed Stuger. Hij heeft drie jaar rechten gestudeerd voordat hij op dertigjarige leeftijd met geologie begint. Die studie is zo weinig succesvol dat hij zich in de cursus ‘73/74 opnieuw voor rechten inschrijft. Ditmaal gaat het beter, zodat Ed zeven jaar later meester in de rechten is. Peter Kuijt, die eerst twee jaar Romaanse taal en letterkunde studeerde, is vijf jaar ingeschreven als student geologie. Hij heeft in die tijd een vermoeiend en opwindend baantje als belichter bij pornoshows op de Wallen zodat er voor de studie niet veel tijd overblijft. Zijn studiekaart vermeldt slechts drie tentamens, tweemaal veldwerk en drie excursies! In de cursus ‘75/76 schrijft hij zich in voor de studie sociale geografie te Groningen. Ria Huisman, de enige vrouw van die jaargang, studeert in oktober 1980 af met hoofdrichting palynologie, waarna ze een avondstudie rechten begint aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ze was lid van de Provinciale Staten van Noord-Brabant en werkte een jaar bij het Noordbrabantsmuseum te Tilburg. Na voltooiing van haar rechtenstudie is ze twee jaar beleidsmedewerkster milieu bij de gemeente Velsen, tien jaar advocaat in Bergen op Zoom, waarna ze in 1998 overstapt naar het Openbaar Ministerie. Ze werkte vervolgens bij het parket in Den Bosch, waar ze als officier van justitie belast is met fraudezaken. Een veelzijdige carrière! Jan van der Weide, vanaf de cursus ‘59/60 vruchteloos bezig met de studie scheikunde, ziet na elf jaar (hij was toen 29) meer perspectief in de geologie. Na vier jaar stopt hij ook met die studie. Voor hem geen afscheid van het Geologisch Instituut waar nog enige jaren als portier verblijft. Daarna is hij werkzaam bij de universiteitsbibliotheek. Een UVA-man in hart en nieren! Gerard Mäkel was in de informatica werkzaam voordat hij op 23-jarige leeftijd met de studie geologie begon. Tien jaar later studeert hij af en treedt daarna in dienst bij de Koninklijke/Shell Groep. Ondanks zijn drukke werkzaamheden promoveert hij in mei 1985 als enige van zijn jaar. En dan is er nog Frank Storbeck, die jarenlang op de grote vaart de wereldzeeën had bevaren voordat hij op 25-jarige leeftijd student geologie werd. Hij wordt `kapitein’ genoemd hoewel hij het niet verder had gebracht dan derde stuurman en hij draagt als overblijfsel van zijn maritieme loopbaan altijd laarzen. Een briljant student in alle studieonderdelen (kandidaats- én doctoraalexamen cum laude), maar ook hij doet tien jaar over de studie. Na zijn afstuderen blijft hij als technisch laborant eerste klasse aan het instituut verbonden. Hij weigert — als een van de weinige personeelsleden — principieel de door de VU geëiste grondslagverklaring te tekenen als het Geologisch Instituut in de jaren tachtig met die instelling fuseert. Het betekent het einde van zijn geologische carrière. Uiteindelijk belandt hij bij het Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek in IJmuiden, zodat de zee het tenslotte toch wint van de geologie.

 

In de cursus 1971/72 schrijven zich twintig nieuwe studenten in. Dat betekent voor de zoveelste maal een forse daling ten opzichte van het voorafgaande jaar. Ditmaal is er een schrale troost, omdat ook bij faculteit en de universiteit het aantal eerstingeschrevenen kleiner is dan in de voorafgaande cursus, al is de afname daar beperkter dan bij de geologie. Evenals bij de vorige jaargang stopt dertig procent al in het eerste jaar met de studie. Slechts zeven studeren af van wie Eddy Duin in Utrecht (geofysica). Het jaar telt drie instromers: Ivan Hirasing en Neeteson uit Utrecht en Ron Gramende die in Leiden kandidaatsexamen heeft behaald. Hij studeert eind 1976 af nadat hij in juni voor drie maanden is afgewezen. De Griekse Aliki Lioni is de enige vrouw van het jaar en tevens de eerste en enige buitenlandse studente geologie. George Postma en Gerard Klaver promoveren aan de UVA en Kick Kleverlaan aan de VU,  respectievelijk 12, 16 en 18 jaar na het begin van hun studie. 

 

 

 

 

Geologische jaargangen 1972–1981

Van de 25 studenten van de jaargang 1972 behalen slechts acht het doctoraalexamen. Hun gemiddelde studieduur bedraagt maar liefst 11,5 jaar, een naoorlogs record. Vijf doen er meer dan tien jaar over: Rémy Lopes de Leao (10,3), Huib de Wit (11,3), Pier de Groot (12,5), Nico Pepping (12,7) en Henk Monen (16,9); Peter van der Gaag is de ‘snelste’ afstudeerder met 9,3 jaar. Het jaar telt twee vrouwen van wie alleen Thea van Meerten de studie voltooit. Liesbeth de Bont verricht na haar kandidaatsexamen doctoraalveldwerk op de Nederlandse Antillen maar overlijdt op jonge leeftijd. Ze was getrouwd met haar EPM-vakgroepgenoot Jan Willem van der Velden [1967].

De meest opvallende van het jaar is Otto Albert baron van Verschuer, het zwarte schaap van een oud adellijk geslacht. In het Nederlands Adelboek 1980 wordt als geboortedatum van Otto 25 april 1933 vermeld; op zijn studiekaart staat 25 mei 1941. We nemen aan dat de eerste datum correct is zodat hij 39 jaar was toen hij zich voor de studie geologie inschreef. Ondanks zijn lange haren tot over de schouder, onverzorgde en getekende uiterlijk en gedrongen gestalte had deze geologische goeroe een magische aantrekkingskracht op - met name jonge - vrouwen. [naar verluid was hij  getrouwd geweest met een 15-jarige Friezin waarvoor door de Koningin speciale toestemming was verleend]. Op een avond in Bastogne, tijdens de Ardennen-excursie van augustus 1973, biedt hij de begeleiders Rondeel en Simon herhaaldelijk aan voor enige dames te zorgen. Om van het gezeur af te zijn en in de verwachting dat dit in het uitgestorven stadje een onmogelijke opgave is, wordt zijn aanbod aanvaard. Een half uur later keert de edelman met vier Waalse minderjarige deernen terug. Hij toont zich zeer teleurgesteld als de begeleiders hem meedelen van deze ‘escortservice’ geen gebruik te maken! Zowel binnen als buiten het instituut wordt de baron altijd vergezeld door een grimmig uitziende Duitse herder. Tijdens de Sauerland-excursie (eind november 1973) gebiedt de hoteleigenaar dat het beest niet in het hotel mag slapen. Aangezien het flink vriest, haalt de baron zijn hond toch naar zijn kamer. Midden in de nacht ontstaat groot tumult als dit door de herbergier wordt ontdekt. Hij dreigt de politie in te schakelen en alle excursiegangers uit het hotel te zetten, waarna de viervoeter én zijn baas alsnog samen in een van de busjes gaan slapen. Daar wordt hij de volgende ochtend slapend onder zijn hond aangetroffen. Zijn studieprestaties zijn minimaal: de studiekaart vermeldt geen enkel tentamen en slechts de deelname aan drie excursies. 

 

 

Van de dertigkoppige jaargang 1973 studeren er slechts acht af; de jaargang 1970 behaalt het laagste percentage (27) na de oorlog. De gemiddelde studieduur blijft hoog (9,3 jaar) met als negatieve uitschieters Frans Blauw (11,4) en Adrie van der Raad (11,9). Sandra de Maesschalck, die kandidaatsexamen chemie deed, en Rob Hellingwerf zijn de snelsten in resp. 7,0 en 7,7 jaar. Behalve Sandra zijn er nog twee vrouwen, maar ze stoppen met de studie vóór het kandidaatsexamen. Rob Hellingwerf is de enige die promoveert. Van de vijf van de VU afkomstige instromers gaan Bert Clever, Cees de Jong, Simon Groen, en  Sjirk de Jong naar de vakgroep SG en Jabuk Katsma naar de vakgroep S-P. Van hen studeren de twee eerstgenoemden af. Jan Saaf heeft eerder geologie in Groningen gestudeerd maar behaalde noch daar noch aan de UVA een examen. 

 

 

Het jaar 1974 telt 31 studenten van wie er 17 afstuderen. De gemiddelde studieduur loopt terug naar 7,7 jaar. Een elftal blijft onder de acht jaar met Geert Konert en Ruud Weijermars als snelsten (6,6). Er zijn slechts twee langstudeerders: John Reijmer (9,5) en Jan Outhuis (11,1). De enige instromer is Jos Brugge die na zijn kandidaatsexamen aan de VU aan de UVA afstudeert. Ton de Jager en Hylke Hoogeveen vertrekken na hun kandidaatsexamen respectievelijk naar Utrecht en de VU om daar af te studeren in de geofysica en de hydrogeologie. 

Het percentage gepromoveerden is het hoogste van de jaargangen 1972-1981. Jean van Berkel promoveert aan de UVA, Bas van den Eeckhout in Utrecht, Ruud Weijermars in Uppsala (Zweden) en Antoinette Sprenger en John Reijmer aan de VU. Laatstgenoemde werkt daar als hoogleraar carbonaat sedimentologie en marine geologie. In 2016 aanvaardde hij de Saudi Aramco Chair in Geosciences. Van de vier dames studeren Irene Janzen, Elly van Kleef en Antoinette Sprenger af aan de UVA; Maddy Oerlemans legt geen examens af. 

Jean Sondeijker, werkzaam bij de NAM, overlijdt in oktober 1997 op 42-jarige leeftijd onverwacht aan een hersenvliesontsteking.

 

 

In de cursus 1975/76 beginnen 33 studenten met de studie. De gemiddelde studieduur bedraagt bijna negen jaar. Boven dat gemiddelde zitten Barbara Muijen (9,3), Frans van Hoeflaken (10,9) en Marjan Melkert (12,5); Simon Pen is al na 6,8 jaar doctorandus. Het jaar telt zes instromers die elders kandidaatsexamen hebben gedaan. Jan Henk Akkerman en Jan Elzinga (Groningen), Hans van Maanen en Ton Schoonderbeek (VU) gaan naar de vakgroep SG, Hilbrand Graven en Michiel de Smet (VU) naar de vakgroep S-P. Ze studeren allen af aan de UVA. Vier studenten vertrekken na hun kandidaatsexamen naar de VU van wie Ben Dietvorst, Michel Groen en Ginette Heidweiller afstuderen in de hydrogeologie en Jan Pieter Dietvorst in de ertskunde. Aan de VU promoveren De Smet en Rieks van Straaten. Vijf studenten van het jaar 1975 nemen het initiatief om opnieuw een geologische vereniging aan de UVA op te richten. Ze vormen het eerste bestuur  van de GSVA .

 

 

Van de 21 studenten van de  jaargang 1976 studeren 13 af, het hoogste percentage in de periode 1972-1981. De gemiddelde studie duurt 7,7 jaar; Jeroen Peters doet het in 5,8 jaar (cum laude), Jeroen van Rhijn heeft vier jaar meer nodig. Het jaar telt drie instromers van wie Dirk Doorn en Jurjen Snijder na hun kandidaats aan de VU bij de vakgroep SG afstuderen; James Baker maakt zijn studie af bij de vakgroep EPM, waarna hij aan de UVA promoveert. De andere gepromoveerden zijn Jeroen Peters (uva, wederom cum laude!) en Leendert Witte (VU). De enige studente is J.W. Loos (haar voornaam wordt niet vermeld) die zich vrij laat in de cursus inschrijft voor de studie omdat zij eerst nog een gevangenisstraf in Denemarken moest uitzitten wegens drugsgebruik (commentaar van haar jaargenoten: ‘Daar was laatst een meisje LOOS!’ ). Ze haakt al spoedig af. 

 

 

Het jaar 1977 bestaat uit 22 studenten van wie 12 al in hun eerste jaar of kort daarna met de studie stoppen, het hoogste percentage in de geschiedenis van het instituut. Tot die ‘snelle afvallers’ behoren Vincent Latour en zijn zus Monique. Langstudeerders zijn Gerard Felix (10,1 jaar) en Ewald Holzhaus (11,9), terwijl Henk Droste al na ongeveer 6 jaar afstudeert. Koen de Jong en Jeroen Kenter promoveren aan de VU. Behalve Monique zijn er nog twee vrouwen: Bihanne Wassink, al in haar eerste jaar gestopt, en Karen van Opstal die na haar doctoraalexamen een duikschool begint in Egypte. Guus Lambalk is actief in de hogere regionen van de kraakbeweging; hoewel hij een groot deel van zijn prekandidaatsstudie heeft voltooid houdt hij er na zijn tweede jaar mee op. 

 

 

Van de 33 studenten van de jaargang 1978 behalen slechts twaalf het kandidaatsexamen, van wie Mathijs van Gool en Nico Zuurbier (cum laude) met een dubbel kandidaatsexamen (G3 en G4), en studeren er tien af. Het in de cursus ‘78/79 ingevoerde nieuwe onderwijsprogramma heeft tot gevolg dat de gemiddelde studieduur terugloopt naar ongeveer zeven jaar - aanzienlijk minder dan dat van de voorgaande jaargangen –  en dat niemand langer dan 8 jaar over de studie doet. Edwin Lamers is de snelste (5,7 jaar), Erik Wijnen doet er twee jaar langer over. Het jaar telt een Siamese tweeling instromers: Dick van der Kroef en Ignace Schmiermann. Ze doen beiden op dezelfde dag in Leiden kandidaatsexamen, vervolgen hun studie bij de vakgroep EPM en studeren op dezelfde dag af met hoofdrichting Ertskunde en bijvak toegepaste mineralogie! Nico Zuurbier vertrekt na zijn kandidaatsexamen naar Utrecht waar hij afstudeert in de geofysica. Arend Damman promoveert (aan de VU) als enige van het jaar. Tineke Steens overlijdt op 36-jarige leeftijd. Ze was getrouwd met haar jaargenoot Jeroen van Dongen. Beiden hadden in maart 1986 doctoraalexamen gedaan respectievelijk met hoofdrichting stratigrafie/paleontologie en ertskunde. Daarna begint Tineke een promotieonderzoek aan de VU onder supervisie van Van Hinte. Het manuscript is vrijwel voltooid als bekend werd dat ze leukemie heeft. Tijdens de indrukwekkende uitvaartplechtigheid in de Krijtberg en de crematie in Driehuis-Westerveld is de geologische gemeenschap van UVA en VU in groten getale aanwezig om een postume hulde te brengen aan deze bijzondere en aimabele vrouw. 

 

 

De jaargang 1979 bestaat uit 17 studenten - het kleinste aantal in de periode 1972-1981 – van wie  zeven al spoedig met de studie stoppen onder wie drie dames: Yvonne le Grand (getrouwd met Steven Bloemendaal [1973]), Laurentine Pels Rijcken en Annemieke de Raad. De gemiddelde studieduur is opnieuw relatief laag (7,3 jaar) doordat vier van de zes afgestudeerden binnen zeven jaar het doctoraalexamen behalen. Van hen zijn Hans Göbel en Kaj Hemmes de snelsten (6,1 jaar); langstudeerders zijn Wim Zonneveld (8,9) en Gijsbert Friedhoff (9,9). Niemand van het jaar promoveert. Twee studenten overlijden op jonge leeftijd: Gijsbert (32 jaar) en René Hoens (26 jaar). Laatstgenoemde was tot en met de cursus ‘82/83 ingeschreven voor de studie geologie waarna hij overzwaait  naar de biologie. Na zijn kandidaatsexamen vertrekt hij - in het kader van een samenwerkingsovereenkomst tussen de vakgroep Bijzondere Plantkunde en de Universidad Central de Bogota - naar Colombia voor een biologisch-geologisch onderzoek  dat in augustus 1986 wordt afgesloten. Vervolgens gaat hij naar een natuurreservaat 300 kilometer ten noorden van Bogota om vogels te bestuderen. Na een laatste brief aan zijn vriendin gedateerd 20 augustus wordt niets meer van hem vernomen. Zijn lichaam is nooit gevonden.

 

 

In de cursus 1980/81 schrijven zich 19 nieuwe studenten in voor de studie. Van de 13  die kandidaatsexamen doen aan de UVA. studeren er tien af. Twee studenten zwaaien om van de prekandidaats- naar de propedeusestudie en leggen in de jaren 1985-1986 het propedeutisch examen af dat met ingang van de cursus  ‘82/83 wettelijk is ingevoerd. Zij doen geen doctoraalexamen. 

Van de twee instromers die in Groningen kandidaatsexamen hedden gedaan (Erik Buitenkamp en Mark Riemeijer) studeert Erik af aan de UVA. De  studieduur varieert van 6,6 (Alfred Massaut) tot 7,7 jaar (Bruno van Moerkerken) met een gemiddelde van 7,1. Carina Hoorn en Leopold Boorsma promoveren respectievelijk  aan de UVA en aan de VU. Behalve Carina zijn er nog drie vrouwelijke studenten van wie twee afstuderen: Anna Bon - getrouwd met haar jaargenoot Bruno van Moerkerken en dochter van Ewout Bon [1951] - en Mary Gijsen, gehuwd was met Wouter Kool [1983]. Elly Swennen, doet alleen kandidaatsexamen evenals haar jaar- en echtgenoot Peter Kaczmarek. Twee studenten zijn uit buitenland afkomstig. De Pakistaan Mohammed Ayub Choudry doet er vijf jaar over om het propedeutisch examen te behalen waarna hij met de studie stopt. Ghassan Hamid (Damascus 1953) had in Syrië de graad van ‘Bachelor of geological science’ behaald. Op grond hiervan verwacht hij zijn doctoraalstudie bij de vakgroep Structureel Geologie snel te kunnen afronden. De kwaliteit van zijn Syrische scriptie – met op de voorpagina een foto van een ontsluiting met hamer met het onderschrift: ‘This is the hammer’! - is zó inferieur en zijn kennis van de geologie zó minimaal dat hem geadviseerd wordt in Amsterdam opnieuw met de studie geologie te beginnen. Het uiteindelijke resultaat is dat hij pas aan het einde van de cursus ‘85/86 kandidaatsexamen doet waarna hij gaat werken bij de milieudienst van de Gemeente Amsterdam. Fred Smid, een briljant student en populair binnen zijn jaar, treedt na zijn afstuderen in de structurele geologie (mei 1987) in dienst bij de Koninklijke/Shell Groep. Een glanzende carrière ligt in het vooruitzicht. Groot is de ontreddering bij zijn ouders (hij was hun enige kind), zijn vriendin en zijn vele vrienden als bekend wordt dat Fred lijdt aan de ziekte van Pick, een op jeugdige leeftijd voorkomende vorm van de ziekte van Alzheimer. Hij overlijdt, pas 29 jaar oud, op 7 november 1991.

 

 

De jaargang 1981 bestaat uit 35 studenten, na het jaar 1982 het grootste aantal in de geschiedenis van het instituut. Vijf doen in de cursus ‘84/85 het propedeutisch examen van wie Pieter Rebel en Otto van Tubergen afstuderen. De gemiddelde studieduur bedraagt slechts 6,7 jaar, Rombout Raijmakers en Jan van der Zwan doen er  bijna acht jaar over; Peter Valbracht is al na 5,4 jaar doctorandus waarna hij ruim vier jaar later als enige van zijn jaar promoveert. Van de vier Leidse instromers behalen Peter Heijke en Dik Koenen het kandidaats- en doctoraalexamen aan de UVA en leggen  Sylvia Kalberg en Philip Schraven geen examens af. Uit Groningen komen Jan Pauw (hij legt geen examens af) en Bernard Faber die na zijn kandidaatsexamen aldaar aan de UVA afstudeert. Behalve Sylvia zijn er nog twee vrouwen van wie Hetty Alferink de doctoraalopleiding vrijwel heeft voltooid als ze met de studie stopt, terwijl Marleen Schiltkamp er al in haar eerste jaar mee ophoudt. Chris Homburg was dierenoppasser geweest bij Artis voordat hij op zestigjarige leeftijd begint met de studie geologie. Hij is een bezield amateur-geoloog en vele jaren voorzitter van de Geologische Vereniging Nederland. Hoewel hij tot de cursus ‘88/89 ingeschreven blijft als student geologie legt hij geen examen af. Dik Koenen, werkzaam in Congo Brazaville voor Geoservices, is pas 43 jaar oud als hij in november 2004 door inbrekers met 47 messteken wordt vermoord. Zijn begrafenis in Leiderdorp is een aangrijpende en indrukwekkende plechtigheid waar velen van zijn Amsterdamse tijdgenoten aanwezig zijn. 

 
 

Alle studenten tot 1962 op jaargang en naam gesorteerd

Alle studenten vanaf 1962 op jaargang en naam gesorteerd