H2-De oratie van Molengraaff

 

 DE ORATIE VAN MOLENGRAAFF

 

 

 

Eenige nieuwe ge­zichts­punten om­trent de leer van de bewegin­gen der aard­schors

 

In zijn oratie stelt Molengraaff dat de verspreiding der ‘zoö- en phyto-geographische provincies’ in de geschiedenis van de aarde gerelateerd is aan ‘bewegingen der aardschors’, die voortdurend kleine of grote veranderingen in de verdeling van land en zee hebben veroorzaakt  en ‘die de aarde hebben gemaakt tot wat zij nu is’. Hij ziet een duidelijk verband tussen het voorkomen van vulkanen, aardbevingen en grote breuklijnen. De meeste vulkanen komen voor ‘langs de grenzen tusschen continenten en zeebekkens of tusschen hoogvlakten en laagvlakten’ waar ‘schollen der aardschors’ zich naar beneden bewegen en vertikaal langs elkaar schuiven onder invloed van een centripetaal werkende kracht. In de ‘ketengebergten’, waarvan het merendeel aan één zijde begrensd wordt door een diep oceanisch bekken, wijzen de structuren volgens hem daarentegen op ‘eene ineenschuiving tengevolge van min of meer horizontaal werkende krachten’. Verder wijst hij erop dat de ‘permanentie’ der continenten en oceanische bekkens in de geschiedenis der aarde niet moet worden overschat:

Van  het grootste deel van den Atlantische Oceaan en van den Indische Oceaan staat het bijv. tamelijk vast, dat zij zijn ontstaan in den tijd, dat het organisch leven op aarde reeds was ontwikkeld.

Aan het eind van zijn oratie merkt hij op:

Alles tezamen genomen mogen wij uit den bouw en de ligging van den Oost- West-Indische Archipel besluiten, dat zij in de geschiedenis der geologische wetenschap in de naaste toekomst een zeer gewichtige rol kunnen spelen”.