H4-De zwarte fractie
De zwarte fractie
De eerdergenoemde Kameraadschap `Willem de Zwijger’ telde ruim zeventig leden en geregistreerde belangstellenden. Behalve Tappenbeck en De Bruyne waren nog vier geologiestudenten lid terwijl twee studenten behoorden tot de categorie `belangstellenden’. Het getal tussen haakjes duidt het jaar aan van de inschrijving voor de studie geologie. Van dit achttal waren vijf lid van de NSB. Het instituut was dus ruimschoots vertegenwoordigd in de Kameraadschap.
J.C. van Veen, die vanaf het begin van de jaren dertig als amanuensis werkzaam is op het Petrologisch Laboratorium, was een fanatieke nsb’er. Hij was begin mei 1940 uit voorzorg als staatsgevaarlijk geïnterneerd geweest. Van Veen, die in februari 1942 secretaris was geworden van de Gouw Noord-Holland van de Nederlandse Landstand, vluchtte kort na Dolle Dinsdag (5 september 1944) naar Duitsland. Bij zijn terugkeer in Nederland werd hij gearresteerd.
Een verklaring voor de relatief grote `zwarte fractie’ op het instituut is niet gemakkelijk te geven. Van de jaren 1929-1933 waren, voor zover bekend, vijf studenten Duitsgezind. Van hen was Tappenbeck de meest op de voorgrond tredende. Gheyselinck was lid van het in 1931 opgerichte Verbond van Dietsche Nationaal-Solidaristen (Verdinaso), een militante en uitgesproken antisemitische organisatie, en Böhmers was lid van de nationaal-socialistisch georiënteerde Fryske Folksparty. Mogelijk hebben zij binnen de besloten, enigszins wereldvreemde, `stoere mannen’ gemeenschap van het instituut enige studenten uit latere jaren weten te overtuigen van hun denkbeelden. Een andere verklaring geeft het rapport van de conservator Koning van 12 augustus 1945:
`Er waren in [het] Geologisch Instituut veel nsb’ers vooral onder invloed van de vroegere conservator de Marez Oyens’.
Tijdens zijn begrafenis op 17 juni 1941 op `Oud-Eik en Duinen’ in Den Haag stonden vele geestverwanten met gestrekte arm aan zijn graf.
Het instituut is door sommigen `een broeinest van nsb’ers’ genoemd. Het college van herstel was, kort na de bevrijding, van mening dat dit te sterk uitgedrukt is.
Leden van Kameraadschap ‘Willem de Zwijger’: D. Tappenbeck [1930], D.L. De Bruyne [1933], G. van der Kaaden [1936], W.H. Boomgaard [1937], H. van Eijkeren [1937] en R. Los [1937]. Belangstellenden: W. Kimpe [1935] en E.O. Altenpohl [1937].