H5-Over een opvolger van Brouwer

 

OVER EEN OPVOLGER VAN BROUWER

  

 

 

Uit de notulen van de vergadering van de Vierde Afdeling op 1 juni 1957.

 

Van Bemmelen [buitengewoon hoogleraar in de economische geologie in Utrecht] is een actieve persoonlijkheid, intelligent, boeiend in het veld, en, ten tijde van het veldwerk voor zijn dissertatie een goed veldgeoloog. Zijn onderwijs wordt geroemd, oa door de studenten. …………..  Zijn werk toont gebrek aan objectiviteit en critische zin; veel te sterke extrapolaties wijzen op een gebrek aan gevoel van proporties. ………. Verder wordt v.B. niet geacht een typisch vakman te zijn in enig onderdeel. 

 

Egeler heeft vrnl petrologisch gewerkt, maar heeft dit goed gedaan. Hij wint het in objectiviteit en critische zin van v. B., is eveneens zeer intelligent. Hij zal zich nog ruimer moeten ontwikkelen. Positieve dingen zijn zijn keuze van terrein-objecten voor 3-dimensionale bestudering van plutonen, zijn doorzettingsvermogen en organisatietalent, waardoor hij zijn plannen heeft weten te verwezenlijken. Genoemd worden zijn veldspaat onderzoek aan contacten, het gebruik van mineraal-associaties ter onderscheiding van alpiene beïnvloeding (samenwerking met de Roever), zijn waarnemingen aan Andes plutonen. 

 

Poldervaart is Associate Professor aan de Columbia University. Hij schreef een eerste klas werk over Afrikaanse dolerieten. Hij is sterk petrologisch georiënteerd. 

 

Van Leckwijck [een Belgische geoloog] wordt op één lijn gesteld met Egeler. Zijn werk over oudere kryoturbatie wordt geroemd. De sectie [= Vierde Afdeling] prefereert bij gelijke capaciteiten een Nederlander.

 

Brouwer [conservator Rijks Geologisch Museum in Leiden] is weinig productief, en zou trouwens Mac Gillavry te veel dupliceren. 

 

Van Straaten [conservator Geologisch Instituut te Groningen] deed bijzonder werk, heeft echter geen veldervaring en ook geen veldblik. 

 

Lagaaij wordt zeer geroemd door Van der Vlerk; heeft echter weinig veldervaring ………..

 

De Sitter Tegen De Sitter [buitengewoon hoogleraar in de structurele en toegepaste geologie te Leiden] worden soortgelijke bezwaren naar voren gebracht als tegen van Bemmelen, echter in mindere mate. ……….  Wel wordt als bezwaar gevoeld, dat hij tectoniek doet zonder de methode der mineraal associaties in een terrein waar dit wel zou moeten worden gedaan. 

 

De Raaf [werkzaam bij de Koninklijke/Shell Groep] wordt eveneens geprezen, maar wordt niet geacht een voldoend dynamisch figuur te zijn.