Eiland terugweg
De terugtocht
2 juni
Van deze tournee wordt toch het einde zichtbaar. ’s Morgens vroeg komen twee lopers van Gerard’s vooruitgegane ploeg terug met een bericht dat wij kunnen blijven waar we zijn. We kunnen echt niet verder. Opzichter Jan in de kopploeg heeft vier dagen in mist en regen gezworven zonder zich te kunnen oriënteren. Hij had de eerstvolgende bergrug bereikt maar kon geen afdaling vinden. Allemaal te steil en glibberig. Gerard meende dat hij over omgevallen bomen klauterde, maar het bleken vanuit een steile wand opzij groeiende exemplaren boven een ravijn. De ploeg zat ook zonder water daarboven en kon pas ’s nacht om 1 uur eten klaarmaken toen eindelijk van een druipende tent voldoende water was verzameld. Daarna werd een van de dragers ziek en toen vond iedereen het niet meer verantwoord om door te gaan.
Het moet zo maar voldoende zijn. Ik heb de geologie van de vallei wel verkend, veel gesteentemonsters zijn er niet om mee te nemen. Hier en daar heb ik wat pyriet gezien, maar dat heb je overal wel en van verdere ertsen geen spoor. Goud is hier ook niet gevonden; er is zelfs nauwelijks zand om te kunnen wassen met de goudpan.
Op het besluit dat we hier stoppen en teruggaan, trekt opzichter Jan een fles vermouth open; ik wist niet dat het tot de voorraad behoorde. Jan is altijd de inkoper voor tournees en had dit mogelijk bedoeld voor het bereiken van de hoogste top!
5 juni
We zijn aan de terugweg begonnen en dat gaat redelijk snel. Wanneer we, nog in het bergland, een onbekende Papoea tegenkomen, is er een vast ritueel: ik beduid de dragers niet te dichtbij te komen. Ik groet de man, hindert niet wat ik roep. Ligt er ergens een boomstam dan ga ik daar op zitten en nodig de ander uit dat ook te doen. Met handgebaren beduid ik hem dat ik dáár woon en hij blijkbaar hier; dat ik nu die en die kant op wil. Dan staan we op en gaan uitgebreid de rechterwijsvinger schudden; ik barst in een onbedaarlijk lachen uit en hij begint mee te brullen, raakt zo enthousiast dat wanneer ik hem loslaat hij nog even staat na te dansen. Ik geef hem een spiegeltje, moet wel even uitleg geven. Als we doorlopen zie ik hem nog een tijd in het spiegeltje grinniken.
Ontwaken in een tropisch bos, het is koud, de wind waait door mijn klamboe. Ik slaap nu in een open tent, slechts een dekzeil over een horizontale tak. ’s Morgens hoop je op een mooie dag, een beetje regen verhindert dat. In een trui en een deken luister ik naar ’t nieuws over de radio: de krokodillenhuiden zijn in prijs omlaag; niemand weet wat er met de bontmantel van ambtenares A. te B. moet gebeuren, nu zij naar Nederland is afgereisd; in Agats heeft een gestoorde Papoea een ander overhoop gestoken.
Kokkie Ben maakt koffie en nasi goreng voor ons klaar, de katjang idjoe met torretjes en de Brinta zijn op.
De zieke Moejoe is met elf dragers naar Bivak I gestuurd, maar is onderweg gestorven, begrijpen we uit telegrammen naar Hollandia over de radio. Hij blijkt niet onder zijn eigen naam bij ons te zijn aangemonsterd, waarschijnlijk heeft een gezond familielid zich laten keuren bij de eerste oproep in zijn dorp en is deze man onder diens naam met ons meegekomen. De familie krijgt straks een geldelijke vergoeding van het gouvernement.
Ik heb een jaarvogel geschoten, deze smaakt natuurlijk héél lekker, hoewel hij taai is. Weer eens wat anders dan de ene dag corned beef ’s avonds en smac (ook blikvlees) in de ochtend en de volgende dag andersom. Nu we in het bos van de zuidvlakte terug zijn, valt me op dat je meer vogels hoort; in de bergen was het erg stil. Ook had je daar minder last van insecten, hoogstens een paar muskieten.
De Eilandenrivier is op veel plaatsen onherkenbaar veranderd en heeft hier en daar zijn bedding verlegd, grindbanken zijn verplaatst. Er zal in de tijd dat wij in de bergen waren heel wat zijn gebandjird. Vanmiddag ben ik met kokkie Ben vooruitgegaan en heb hem gevraagd hoe hij de bergen had gevonden. Als steeds krijg je zonder omwegen het antwoord: goenoeng tida baik, de bergen zijn niet goed. Ze hebben het niet leuk gehad, het was voor hen een zwaar karwei met al die vrachtjes op hun rug. Voor velen ook nog het ondankbare pendelen tussen de bivakken.
Redelijk snel zijn we terug in Bivak I, waar de collega-ingenieurs hun systematische monstername van goudhoudend grind in de oeverwallen hebben afgerond. De chef is inmiddels uit Hollandia aangekomen, voor hem een plezierreisje, want een bijdrage in het werk heeft hij eigenlijk niet. De resultaten komen trouwens pas thuis te voorschijn na de nodige laboratoriumbewerking van het verzamelde materiaal.
De werkers in het goudbivak hebben het een stuk saaier gehad dan wij in de bergen, hoewel de voortdurende dreiging van overstroming van het kamp hen vaak heeft beziggehouden. Binnen een paar dagen ondervonden we het samen, maar door hun routine kwamen we de nieuwe overstroming goed door. Het water zakte vrij snel. Daar moest je nu wel op wachten, want alle gegraven kuilen voor de monstername lagen over het hele terrein onzichtbaar onder water. Alle voorraden hingen aan staken en palen, de eigen spullen en etenswaren onder dekzeil bij de klamboe. Veel materiaal lag al in de mappi, waarmee we spoedig zullen afreizen naar het basisbivak en daarna naar Agats.
Kort na 5 juni overstroomt het goudbivak. Wij zien het na terugkomst uit de bergen.
Veel was er dus niet meer te doen, men ging wat jagen en vissen. Hoewel ik blij was dat onmogelijke geweer van me af te leggen, kon ik het niet nalaten ook eens op een krokodil te jagen. Bij volgende tournees heb ik dat geweer geweigerd; het was wel min of meer gouvernementsvoorschrift. Met een kleine kano en enige hulp ging ik op krokodillenjacht en heb er spoedig een geschoten, die min of meer levenloos op de oever bleef liggen. Je weet het nooit bij een krokodil, zoals gauw zou blijken. Eenmaal op de aanlegplaats teruggekeerd kwam de chef even kijken en ik stelde voor een foto te maken. Daartoe plaatste ik de geologische hamer in de bek en probeerde die open te wrikken, wat bijna gelukt was, toen de hamer weggleed en de bek dichtklapte met de chef zijn hand er in! Zijn schreeuw werd aan de overkant van de rivier door de jagers gehoord. Gelukkig hadden de tanden geen bot geraakt. Valk was snel geholpen en over de schrik heen, maar je kunt je niet voorstellen wat te doen bij een ernstig ongeval. Daar waren we bepaald niet op geprepareerd en helikopterhulp was toen niet aanwezig in Nieuw Guinea. De krokodil spartelde uren later nog tegen bij het villen; hij smaakte erg naar vis. Voor onze dragers een lekkernij!
Medio Juni
Uitsluitend in het basiskamp bestond dagelijks radiocontact met een centrale dienst in Biak. In het goudbivak luisterden we dagelijks mee en het moet daar geweest zijn dat bij de dagelijkse oproep: ‘Eilandenrivier, Eilandenrivier’ mijn naam een keer klonk in verband met een telegram dat op kantoor in Hollandia ontvangen was en nu door heel luisterend Nieuw Guinea meegenoten werd: “ontvangen uit Nederland: ‘heb al gepraat, brief volgt’ afzender Annelies”. Het was een vrolijk moment, iedereen dacht er het zijne van. In elk geval had Annelies onze wens om te trouwen aan haar moeilijke ouders nadrukkelijk kenbaar gemaakt. We hadden dit voor mijn vertrek bewust al aangekaart, wetende dat zij dit onmiddellijk zouden afwijzen. Zo hadden de ouders er een half jaar over kunnen broeden en nadenken. Deze tactiek werkte, zodat we niet hoefden te wachten tot mijn driejarig contract om was. Nu kon mijn verloofde alle documentatie regelen om naar Nieuw Guinea te komen. We moésten wel trouwen, want het gouvernement betaalde de overtocht van een echtgenote, niet van een vriendinnetje. En ik mocht vanuit de Eilandenrivier als eerste terug om in Hollandia mijn aandeel in de huwelijkspapieren te regelen.
Mijn terugreis was ook weer een hele ervaring, na maanden in het bos terug in de bewoonde wereld met al zijn menselijke slordigheden en tegenwerking. Ik zou met het watervliegtuig uit Agats opgehaald worden en stond klaar op de aanlegsteiger, toen de piloot van een afstand al riep dat hij weinig tijd had en ik tachtig kilo minder mee kon nemen dan afgesproken. Alle persoonlijke spullen, kostbare notities en apparatuur en je vuile kleding zitten in twee patrouilleblikken, goed sluitende zinken blikken: verdeel dat even in vijf minuten in een deel ‘absoluut mee’ en een deel achterlaten op de oever. Na maanden ontving ik het ontbrekende pas weer thuis.
Op Biak de overstap naar de DC3 voor Hollandia. Op aanwijzing van de balie zette ik mijn enige patrouilleblik midden in de hal, wachtend op een toestel uit Nederland dat verse gouvernementsdienaren voor Hollandia zal brengen. Ik houd alles nauwkeurig in de gaten; rond mijn blik komen veel keurige ambtenarenkoffers te staan. Er komt een kruier die alle koffers op een kar stapelt en mijn blik als enige laat staan. Ik zie het nog even aan en voer dan de instructie uit die mijn collega’s al maanden geleden adviseerden in geval van ambtelijk onbenul of tegenwerking: ik vraag de persoon aan de balie ‘wilt u voor mij een briefje uitschrijven dat ik niet met deze vlucht mee kan; mijn bagage schijnt er niet in te passen’. De man nam direct actie en liep met het blik weg. Ik vond het later op het toilet van het vliegtuig terug, mogelijk was dat beetje bosgeur mede de reden van deze vreemde bergplaats.